Hoe werden hunebedden gebouwd?


Hoe werden hunebedden gebouwd?. In de 17e eeuw dacht de Coevorder predikant Johan Picardt dat alleen 'huynen' (reuzen) tot een dergelijke prestatie in staat konden zijn geweest. Alleen de naam hunebed doet nog aan dat idee denken. Frits Bom (de voormalige vakantieman) dacht in zijn boek 'Het Mysterie van de Hunebedden' zelfs aan buitenaardse krachten, zoals levitatie, waarmee de zwaartekracht kanworden opgeheven.

Meer realistisch lijkt echter de methode zoals hiernaast geïllustreerd. Eerst moesten de vele tonnen wegende keien naar de bouwplaats worden getransporteerd. Hierbij zullen waarschijnlijk houten rollers en sleden (bij sneeuw) zijn gebruikt. Maar ook dan is de vereiste kracht nog zeer hoog. Men denkt dat voor een kei van 20 ton behalve dierlijke trekkracht (ossen) ongeveer 30 sterke mannen nodig zijn geweest.De bouw begon met het plaatsten van de draagstenen. Daartoe wierp men eerst een langgerekte aarden dam op. De draagstenen werden vervolgens in kuilen tegen deze dam geplaatst, met de vlakke zijde naar binnen. Zoals de tekening laat zien zullen hierbij ongetwijfeld hefbomen en touwen zijn gebruikt.Nadat de draagstenen waren geplaatst werd tegen het hunebed in aanbouw een helling opgeworpen waarover de zware dekstenen konden worden getrokken. Daarna werd het zand in de 'kelder' verwijderd en vulde men de openingen tussen de stenen met kleinere stopstenen op. Daarmee was het geraamte van het hunebed gereed.

Het steengraf werd tenslotte met een met pakstenen versterkte aarden dekheuvel bedekt, waarbij mogelijk alleen de toppen van de grootste dekstenen zichtbaar bleven. (De thans in archeologische kringen gangbare theorie van de Groningse archeoloog Jan Lanting dat de oorspronkelijke dekheuvel slechts tot de toppen van de zijstenen zou hebben gereikt, wil er bij mij niet in. Dat zou namelijk betekenen dat de gaten en kieren tussen de dekstenen niet zouden zijn afgedicht. Dat impliceert vervolgens dat na iedere regenbui de stoffelijke resten van de diep vereerde voorouders vanwege een lekkend plafond in een plas water zouden komen te liggen, hetgeen naar mijn bescheiden mening ondenkbaar moet worden geacht.)

Soms werd bij de grotere hunebedden aan de voet van de dekheuvel een ovale krans van stenen opgesteld. De betekenis hiervan is niet geheel duidelijk. Het kan een praktische zijn geweest (om erosie tegen te gaan) maar ook b.v. een esthetische. Tenslotte werd nog de keldervloer met keitjes en granietgruis geplaveid. 

Een andere theorie die steeds meer opgeld doet, stelt dat de dekstenen eerst door krikken tot de gewenste hoogte werden opgevijzeld en met houten balken ondersteund en dat daarna de draagstenen er stuk voor stuk onder werden gezet. Deze methode vergt minder mankracht en maakt het makkelijker de grootte en positie van de draagstenen goed aan de grillige vormen van de dekstenen aan te passen. Mogelijk ook zijn beide methoden naar gelang de omstandigheden toegepast.

Beide methoden zijn al in 1857 bedacht door niemand minder dan een koning: Frederik VII van Denemarken, die in zijn vrije tijd aan archeologie deed en in zijn land aan studiemateriaal geen gebrek had.

De bovenste tekening illustreert een bouwwijze voorgesteld door eerder genoemde archeoloog Jan Lanting. Daarbij wordt het hunebed trilithon na trilithon opgebouwd. (een trilithon wordt gevormd door 2 zijstenen en een deksteen) waarbij het hunebed als het ware 'groeit' naar z'n voltooing. In tegenstellig tot zijn dekheuvel-theorie lijkt dit een plausibel alternatief.

Niet alle nederzettingen zullen de kennis en kunde in huis hebben gehad om een hunebed te bouwen. Het lijkt dus niet onaannemelijk dat er zich groepen van in dit werk gespecialiseerde mensen hebben gevormd die "op bestelling" en voorzien van het benodigde gereedschap langs de dorpen gingen om die klus uit te voeren. Dit verklaart meteen de opvallende uniformiteit in situering, orientatie en bouwwijze van de monumenten.

(bron: Zorg voor de doden; Verleden Land. Illustratie boven: Kelvin Wilson)